Dooie Oom

Facebook heeft soms nut, ik kwam erachter dat (ik denk) mijn laatste oom dood is. Ik meen dat er nu nog 2 afgrijselijke tantes zijn, de weduwe van deze en een andere die mijn vader beschuldigde van nazipraktijken terwijl het kreng van amper na of in de oorlog is, dus niks weet.

Maar de dooie oom was dus 1 van de incesters in die familie. Mijn moeders familie waren alleen zussen en 1 broer die diep “zwakzinnig” was. Op 2 na zijn al die zussen dus met kwallen getrouwd. Van die jolige mannen met enge losse handjes, en 1 had dan wel geen losse handjes maar was gewoon een homofobe klootzak en gelukkig dement geworden, zodat zijn zoon eindelijk uit de kast kon komen.

Toen mijn tante in het ziekenhuis lag na de 3e bevalling, was het aan mij, 15 jarige, bij hun, op de 2 andere te passen. Op zichzelf ging dat goed, ik deed dat vaker, als ze naar een feestje gingen ofzo. Die 2 kindjes waren leuk.

Maar toen kwam er een avond, mijn oom ging in de douche en of ik even meeging om zijn haar te wassen, samen in de douche. Ik zei nee. Dat ik niet zo flauw moest doen, en preuts en ik zei Nee. Ik hield mijn tranen binnen en mijn smoel op neutraal. Doe niet zo chagrijnig en kom nou mee. Nee. Uiteindelijk deed hij dan een zwembroek aan, en moest ik dan zijn haar wassen, op de drempel met al mijn kleertjes nog aan. Hij zal zich daarna dan wel afgerukt hebben.

Het ergste was, dat ze me het niet lieten vergeten. Waar iedereen bij was, werd dit als hilarisch verhaal verteld. Hoe flauw ik was. Ik had per ongeluk ook een schoon maandverband in hun plee laten liggen, en dat was helemaal hilarisch. “Als het een vuile was geweest, had ik hem op een gebaksbordje opgediend, ” riep incest-Dick.
Mijn moeder lachte dan mee, mijn vader was geshockeerd en deed niks, en ik ging er vandoor.

Gelukkig ben ik altijd en nog, goed in tranen inslikken en angst en verdriet om te zetten in woede.

Gek

Toeneerst, toen we van de anti-psychiatrie ineens allemaal normaal moesten zijn, was er ook ooit zo’n postercampagne met een nepspiegel erin dat het vroeg:
Ooit een normaal mens gezien? En, beviel het?
Dat was dan dat we allemaal gek of normaal waren.
Nu zeggen mensen het vaak ook als ik zeg ik gek ben.
“Ach, maar wat is gek?” zeggen ze dan.
En beginnen snel over iets anders, want stel dat je zomaar antwoord op retorische vragen gaat geven, dat wil niemand. (Wollt Ihr die totalen Krieg? (of is het ‘den’?))

Nu koketteert iedereen er dus lustig op los met gek zijn, wat ik al schreef.

Het blijft me irriteren daarom zeik ik erover door. Als gek zijnde krijg je van de gewone mensen altijd alleen maar lulkoek of domme vragne om je oren. Vragen hoe een paniek- of angstaanval dan voelt.
Leg je het uit met een voorbeeld dat je denkt dat ze kunnen begrijpen, dan wordt het snel gebagatelliseerd, of zijn zullie ook wel eens bang, maar daar moet je overheen stappen.
Dat anti-depressiva wél werken, kan niet, in hun krant stond dat het placebo-effect is, dus je lkaat je voor de gek houden, en gek verklaren.
(Ik zwijg even over de oeverloze zeik die een depressie patiënt krijgt)

Hoe het voelt dat je aldoor en altijd en eeuwig bang bent dat iemand je in de steek laat. Hoe je daar mee probeert om te gaan door steeds opnieuw uit t proberen of iemand je éch niet in de steek laat, die er dan vervolgens, volkomen begrijpelijk, gillend vandoor gaat, en jij je gelijk weeral hebt: ze laten me in de steek.
En vertel me godverdomme nou niet hoe ik dat moet oplossen, of hoe ik daar mee om moet gaan. En ook niet dat jij me nie in de steek laat, want die garantie is er niet.

Het is gewoon de hel.
Gewoon.
De Hel, zoals gewoonlijk, de anderen.

Les

Ik was ooit op de sociale academie, hoe het nu heet, weet ik niet, alleen maar dat ik er uiteindelijk afgetrapt ben.
Dn moest je stage lopen, en daar was bij, het nederlandse les geven aan gastarbeiders.
Ik ging dat doen, want ik was goed met taal, althans, ik kon, kan, redelijk foutloos spellen en de grammatica zit er in geheid.
Het was leuk. Het was geweldig om te doen. Al die mannen met die enorme snorren kregen gezichten en persoonlijkheden en kwamen uit exotische landen zoals Turkije, Marokko en Kaapverdië.
Ze leerden moeizaam, want vaak analfabeet, en dan was het een uitdaging om te bedenken hoe dat aan te pakken. Veel methodes waren er niet, namelijk, en wat er was, was vaak te hoog gegrepen.
Ik las ook Paolo Freire en dat was wat ik al deed en ook wou doen.
Toen kwam er een vacature van Vluchtelingenwerk voorbij om les te geven. Nederlands leren was weliswaar verboden, maar ‘de jongens’ verveelden zich te pletter, procedures duurden jaren, dus er moest iets.
De eerste keer ging ik er met trillende beentjes heen, ik had gezien dat er heel veel ‘afrikanen’ bij waren en hoe houd je in godschristus naam al die donkere gezichten uit elkaar? Ik was zo bang dat fout te doen.
Het duurde niet langer dan in een relatief blank gastarbeidersgroepje. De opluchting dat iedereen gewoon andere gezichten had. Kaartjes uitdelen en de namen waren makkelijk te onthouden en nooit meer over nagedacht.
Het lesgeven was zo mogelijk nog leuker, veel jongens hadden bij de Alliance Française op school gezeten en spraken dus frans. En dan wordt grammatica geven een stuk makkelijker.
Pas later kwamen de vrouwen en de meisjes, voor wie zich het afvraagt.