Les

Ik was ooit op de sociale academie, hoe het nu heet, weet ik niet, alleen maar dat ik er uiteindelijk afgetrapt ben.
Dn moest je stage lopen, en daar was bij, het nederlandse les geven aan gastarbeiders.
Ik ging dat doen, want ik was goed met taal, althans, ik kon, kan, redelijk foutloos spellen en de grammatica zit er in geheid.
Het was leuk. Het was geweldig om te doen. Al die mannen met die enorme snorren kregen gezichten en persoonlijkheden en kwamen uit exotische landen zoals Turkije, Marokko en Kaapverdië.
Ze leerden moeizaam, want vaak analfabeet, en dan was het een uitdaging om te bedenken hoe dat aan te pakken. Veel methodes waren er niet, namelijk, en wat er was, was vaak te hoog gegrepen.
Ik las ook Paolo Freire en dat was wat ik al deed en ook wou doen.
Toen kwam er een vacature van Vluchtelingenwerk voorbij om les te geven. Nederlands leren was weliswaar verboden, maar ‘de jongens’ verveelden zich te pletter, procedures duurden jaren, dus er moest iets.
De eerste keer ging ik er met trillende beentjes heen, ik had gezien dat er heel veel ‘afrikanen’ bij waren en hoe houd je in godschristus naam al die donkere gezichten uit elkaar? Ik was zo bang dat fout te doen.
Het duurde niet langer dan in een relatief blank gastarbeidersgroepje. De opluchting dat iedereen gewoon andere gezichten had. Kaartjes uitdelen en de namen waren makkelijk te onthouden en nooit meer over nagedacht.
Het lesgeven was zo mogelijk nog leuker, veel jongens hadden bij de Alliance Française op school gezeten en spraken dus frans. En dan wordt grammatica geven een stuk makkelijker.
Pas later kwamen de vrouwen en de meisjes, voor wie zich het afvraagt.

Geen racisme

Toeneerst.En dan gingen we met 3 wilde meiden/vrouwen, Sandra van Zoest, nog iemand en ik, en “de jongens” naar de café’s en de disco. Hollywoord heette het daar in de Dommelstraat.
We werkten alledrie bij Vluchtelingenwerk, ik gaf nederlandse les. Er waren vooral veel jonge mannen, heel veel uit Somalië en Ethiopië, die het leuk vonden met ons op stap te gaan. En wij met hun, natuurlijk, romances bloeiden en er werd wat afgezoend. (En meer, tuuk)

Op een keer mochten we de Hollywood ineens niet meer binnen.
Kennelijk waren ze daar dat zwarte co0ntingent beu, want we waren een bedreigend iets. Uiteindelijk, na wat dreigen met anti-discriminatieburo, wat toen nog bestond, wnat discriminatie was nog een beetje slecht en fout, krabbelden ze terug, en was het de schuld van “die dikke met die grote bek”.
uw Chiepje dus. Die heur smoel voor de verandering niet eens open had gedaan, wegens achteraan staan.

Ook op het Wilhelminaplein werden we geweerd, ieder incidentje werd aangegrepen om weer wat jongens buiten te sluiten.
Maar nee, hoor, racisme was het niet. O, nee, zeker niet. Wij misdroegen ons.
3 Witte wijven, die niet met roomblanke venten zoenden, mar met zwarte meneren gingen. Hoe durfden we. Maar racisme? Welnee.